Voor het stellen van de diagnose allergie heeft uw arts zowel klinische als diagnostische gegevens nodig. Een van deze diagnostische gegevens kan hij/zij uit het bloed halen. In het bloed zit namelijk een groep van eiwitten die van nature een belangrijke rol spelen binnen het afweer(immuun)systeem. Een van de eiwitten uit deze groep is het immuunglobuline-E (= IgE antistof). Dit IgE kan gericht zijn tegen diverse producten, ook wel allergenen genoemd, waarvoor mensen allergisch kunnen zijn. De hoeveelheid IgE antistoffen die u heeft tegen specifieke producten/allergenen kan voor de arts behulpzaam zijn voor het stellen van de diagnose. Er wordt dan gesproken over een specifieke IgE test (voorheen RAST genaamd).
Naast deze test bestaat ook de huidprik-test (= SPT). Er wordt een druppel vloeistof op de huid gebracht met daarin de mogelijk allergische stof. Dan wordt met een dunne naald door de druppel heen in de huid geprikt.
Voordelen van een bloedtest ten opzichte van een huidprik-test kunnen zijn:
- 1 afname voor meerdere testen;
- Medicijnen (anti allergische) hoeven niet gestopt te worden;
- Conditie van de huid (eczeem) speelt geen rol;
- Niet leeftijd gebonden;
- Geen risico op (ernstige) reactie(s)
Een IgE-bloedtest kan plaatsvinden in een ziekenhuis- of een huisartsen laboratorium. Om deze test uit te kunnen voeren moet er een buisje bloed worden afgenomen. Het laboratorium kan op ruim 400 specifieke producten/allergenen screenen.
Het volgende filmpje geeft u een goede indruk hoe een dergelijke bloedafname in zijn werk gaat.